Activiteit 6
Links en rechts
Leerdoel:
De kinderen kunnen rechter- en linkerkant van het eigen lichaam aanwijzen en lichaamsdelen als rechterarm en linkervoet tonen.
Waar?
In de speelzaal.
Hoe?
Klassikaal. De uitvoering gebeurt in bewegingslessen waarin opdrachten worden afgewisseld met korte gesprekjes. Dit dient regelmatig herhaald te worden.
Het is voor de kinderen een steun als één arm of been een herkenningsteken krijgt (bijvoorbeeld een armbandje om de rechterpols). Het armbandje is alleen ter ondersteuning en kan na verloop van tijd wegblijven.
Om het verschil te laten zien tussen linker- en rechterhand kun je daar met vingerverf een afdruk van laten maken.
Observatiepunten:
- Kan de leerling rechter- en linkerkant van het eigen lichaam aanwijzen?
- Kan de leerling opdrachten uitvoeren als ‘til je rechterbeen op’?
Materiaal:
- lintjes voor om een arm of been
- belletje
- eventueel een kistje (voor het aanleren van het begrip ‘zijkant’).

Toelichting bij de activiteit:
- Start met een kringgesprek. De kinderen zitten in een kring op de grond. Stel vragen als:
- Waar zit je neus?
- Zit die aan de voorkant van je hoofd? Wat zit er nog meer aan de voorkant? Wijs iets aan dat aan de achterkant zit.
- Heb je ook een zijkant?
- Hoeveel armen heb je? Hoe weet je nu welke arm je moet gebruiken? Hebben ze een naam? Zijn er nog meer dingen aan ons lichaam waar er twee van zijn?
- Hebben we ook een linkeroor? Een linkerneus? Een linkerneusgat? Wijs het aan.
- De kinderen staan naast Ga met de rug naar de kinderen staan. Leg uit waarom je je omkeert en laat zien dat je rechterarm daardoor aan dezelfde kant zit als die van de kinderen. Geef nu opdrachten waarin de begrippen links-rechts gebruikt worden, bijvoorbeeld:
- Doe je rechterarm omhoog. Juist, dat is de arm met het strikje
- Hoe heet je andere arm?
- Heb je ook een rechterbeen? Ja, dat zit aan dezelfde kant als je rechterarm. Stamp er eens mee op de grond.
- Zwaai eens met je linkerbeen.
- Leg je rechterhand op je rechterknie.
- Pak met je rechterhand je linkeroor.
Doe in eerste instantie alles voor. Ga geleidelijk over in het alleen geven van de opdracht. Een extra moeilijkheid kun je inbouwen door de kinderen in een kring te plaatsen en dan opdrachten te geven. Ze zullen nu helemaal vanuit het eigen lichaam moeten redeneren omdat imitatie van klasgenoten nu verwarrend gaat werken.
Tilburg, januari 2021
Erica Ritzema
-> ga naar de ledensite van de WSK-kleuteronderwijs.
Onder redactie van: Hans Vermeer
Website/social media/vormgeving Lida Boonstra