Ra ra…
De kinderen kunnen begrippen die positie en richting aanduiden passief gebruiken (naast – in – op – aan – om – onder – links van – rechts van – bij – tegen – tussen – middenin – in het midden – aan de kant (van) – in een rij – in een kring – binnen – buiten – boven – beneden – voor – voorop – voorin – vooraan – achter – achterop – achterin – achteraan – vlakbij – dichtbij – weg – ver weg – schuin).
In het lokaal, speellokaal of op de speelplaats.
Dit is een kringactiviteit.
Bedenk raadsels (aangepast aan jouw omgeving) waarin verschillende begrippen aan bod komen.
Kan het kind de begrippen correct gebruiken in een zin?
Kan het kind raadsels opgeven waarin de begrippen worden gebruikt?
Geen.
De kinderen zitten in een kring. Neem zelf ook plaats in die kring. Vertel dat je raadsels gaat opgeven. Elk raadsel gaat over een voorwerp dat je vanuit de kring kunt zien. Na elk raadsel moeten de kinderen raden welk voorwerp jij bedoelt.
Start elk raadsel met de zin: ’Ik zie, ik zie, wat jullie niet zien’. De kinderen antwoorden met ‘Wat zie je dan?’ Vervolgens geef je een raadsel op, bijvoorbeeld:
• Ik zie iets, dat ver van mij weg staat, op de grote tafel.
• Ik zie iets dat op de speelplaats achter de schommels staat.
• Ik zie iets, dat links van de kast en voor de bouwhoek staat.
• Ik zie iets, dat tussen de deur en het raam hangt.
• Ik zie iets, aan het plafond in de hoek.
• Ik zie iets, dat naast het mattenrek onder de grote tafel ligt.
• Ik zie iets in het midden van het grasveld buiten.
• Ik zie iets roods op het parkeerterrein.
De kinderen mogen telkens raden welk voorwerp jij bedoelt. Als ze de werkwijze begrijpen, mogen zij ook raadsels opgeven.
Tilburg, april 2021
Erica Ritzema
Onder redactie van: Hans Vermeer
Website/social media/vormgeving Lida Boonstra